Wat ik vond
Laat ik allereerst zeggen dat het
een kiezel was waar ik een fossiel
in zag hoewel het een soortgenoot
onder soortgenoten was. Een vinder
moest de vader of moeder worden
van deze steen die op een wonder
was blijven hopen zoals een
zwerfhond altijd droomt van een
liefdevol thuis. Ik had dat opgemerkt
hoewel ik niet oplette. Dat ik mij
bukte was dus toevallig. Ik vond
iets wat ik niet zocht en maakte
daarmee een kiezel gelukkig.
Het woei en de zee was afzijdig,
maar het lot had een werktuig
gevonden en bleek wel partijdig.