Goedemorgen Heer Hond
Goedemorgen Heer Hond, wat
ligt u daar uitgestreken in uw
draadstalen huis. Het geopende
poortje doet u niet besluiten naar
buiten te komen; er moet een
besef zijn tussen uw flaporen dat u
niet langer de hondenkar trekt
maar getrokken wordt in een soort
huifkar waarmee u geschiedenis
schrijft. Ik zou ook blijven liggen
in de wetenschap dat mijn leven
voorbij is. Verder kan ik u niet
helpen – ik ben ook maar een
kind van mijn tijd.