|
![]() |
|
||||||
Dichtersgilde |
||||||||
|
![]() ‘ De wolf en de Braakman I De vraatzucht van wassend water is met geen pen te beschrijven. Misschien met een wolf die door de gaten van je bestaan sluipt om je wreed te kastijden. Die zichzelf in je lot binnenlaat en terwijl de dakspanten kraken je naar de nok van je veiligheid jaagt waar je hoopt op een godgegeven mirakel. Huisraad gorgelt voorbij, in het hoogwater zie je je buren verdrinken. De wereld is aan haar lot overgelaten en jij bidt omdat je voelt wat er nadert – je hoop en je geloof die aan het zinken zijn en snijdende kou, wanhoop en water. II Wie in ’t laagland leeft moet de zeewolf te lijf of wordt door het roofdier verslonden. De Dullaert die Zeeuws-Vlaanderen scheidde kotste vaak het achterland onder. Hertinge, Moerkerke en Te Piet werden opgeslokt in het getij en nog meer dorpen gulzig verzwolgen. Het plan ontstond om de oost‐ en westflank te bedijken en slijkgras aan te planten voor slik op de schorren. In ’52 volgde de inkorting van de kustlijn met het afzinken van twee caissons. Het sein voor de Braakman stond nu op veilig. En inderdaad – toen het een jaar later noordwestelijk stormde en de overkant van het monster te lijden had, ging Zeeuws‐Vlaanderen niet in de golven ten onder.
|
|
||||||
|
||||||||
© Rogier de Jong |
![]() |
![]() |