Blogarchief
> 2023 | 01 | 07
> 2022 | 11 | 10
> 2022 | 10 | 20
> 2022 | 10 | 12
> 2022 | 10 | 10
> 2022 | 08 | 17
> 2022 | 08 | 10
> 2022 | 07 | 11
> 2022 | 07 | 06
> 2022 | 05 | 27
> 2022 | 05 | 03
> 2022 | 04 | 01
> 2022 | 03 | 17
> 2022 | 03 | 10
> 2022 | 01 | 21
> 2022 | 01 | 20
> 2021 | 11 | 05
> 2021 | 08 | 25
> 2021 | 08 | 18
> 2021 | 08 | 06
> 2021 | 06 | 20
> 2021 | 03 | 17
> 2021 | 02 | 15
> 2021 | 01 | 27
> 2021 | 01 | 16
> 2021 | 01 | 10
> 2020 | 11 | 19
> 2020 | 08 | 27
> 2020 | 05 | 10
> 2020 | 04 | 19
> 2020 | 04 | 13
> 2020 | 03 | 23
> 2020 | 01 | 22
> 2019 | 08 | 24
> 2019 | 06 | 05
> 2019 | 03 | 24
> 2019 | 02 | 12
> 2019 | 02 | 08
> 2019 | 05 | 02
Campert, Remco
Claus, Hugo
De Coninck, Herman
Drie favoriete gedichten
Eerbiedskapitaal
Frost, Robert
Gordeldieren
Guépin, J.P.
Handke, Peter
Hermetische dichtkunst
Horror vacui
Illich, Ivan
Lasters, Ruth
Leary, Timothy
Literaire herinneringen aan Groningen
Lodeizen, Hans
Lorca, Federico García
Memento
Menkveld, Erik
Moeyaert, Bart
Moore, Marianne
Nationaal Monument
Nietzsche, Friedrich
Östlund, Ruben
Poëticale parochies
Poëzie en emoties
Poëziekritiek
Poëzieweek 2021
Recensies
Schwartz, Delmore
Spoorwegen
Stadsdichter
Turing Gedichtenwedstrijd 2018
Verhagen, Hans
Vlaamse versus Nederlandse poëzie
Von Trier, Lars
Zeeuws‐Vlaanderen
Zeeuwse canon
|
De Zeeuwse canon
Komt ons aardgas uit Groningen of uit Nederland? En is Zeeuwse poëzie Zeeuwse of Nederlandse poëzie? En maakt dat wat uit? Waarom dan canoniseren? Misschien om
dat de oer‐Nederlandse strijd tegen het water nergens zo tot de verbeelding spreekt als in Zeeland. En dan is er ook nog het Zeeuwse licht.
Net als aardgas kan poëzie aardbevingen veroorzaken, maar gelukkig alleen literaire. Nederland ligt gedeeltelijk onder de zeespiegel en de provincie Zeeland is een van
die delen. En zoals Groningers het gelag betalen voor de gaswinning, zo zit bij de Zeeuwen de angst voor de zee er diep in. Die angst is ouder dan de zeventig jaren die zijn
verstreken sinds de watersnoodramp van 1953. Zeeuwen hebben vanaf de Middeleeuwen tegen het water gevochten. Het aantal verdronken dorpen en steden bedraagt ongeveer 117, nog los
van de ten onder gegane plaatsen uit vroegere tijden, zoals het Romeinse Ganuenta bij Colijnsplaat en het vroegmiddeleeuwse Walacria bij Domburg – de plaats waaraan het
‘eiland’ Walcheren zijn naam heeft ontleend.
Water en land zijn een ‘archetypisch’ thema in de Zeeuwse poëzie. Daarbij gaat het, net als in veel andere literatuur, over worstelen en boven komen, al
heeft het devies ‘luctor et emergo’ meer met de oorlog met Spanje te maken dan met de strijd tegen de golven. Water kan je op verschillende manieren aan de lippen staan.
En dan is er nog het befaamde ‘Zeeuwse licht’ dat kunstenaars vooral in de negentiende en vroege twintigste eeuw naar Zeeland trok. In Domburg –
toentertijd een mondaine badplaats – streken schilders als Piet Mondriaan, Jan van Toorop en Jacoba van Heemkerck neer. Voorts vind je in Domburg de Van Schagenboulevard, een
duinpad met uitzicht op zee, vernoemd naar J.C. van Schagen, de graficus en schrijver die vooral beroemd zou worden als dichter. Je zou kunnen stellen dat het Zeeuwse licht ook op
de Zeeuwse poëzie een schilderachtig effect heeft gehad.
De provincie beschikt dan ook over een respectabel aantal poëten. Al die dichters opsommen, met hun gedichten erbij, is hier ondoenlijk. De PZC had jarenlang een
rubriek getiteld ‘Vers op zondag’ waarin wekelijks een Zeeuws gedicht werd geplaatst. Die mooie rubriek van Jan van Damme is helaas ter ziele. Gelukkig neemt het
literair periodiek ‘Ballustrada’ die taak ook (enigszins) op zich. Het najaarsnummer van 2022 besteedt aandacht aan dichters die een band met Schouwen‐Duiveland hebben,
onder wie Ester Naomi Perquin die in Zierikzee opgegroeid is. Zelf mocht ik in 2019 voor ‘Ballustrada’ een rubriek samenstellen over Zeeuws‐Vlaamse dichters. Uit de
veelheid van Zeeuwse stemmen heb ik voor deze column een kleine selectie gemaakt: J.C. van Schagen, Jacques Hamelink, André van der Veeke, Johanna Kruit, Hans Verhagen en
Hans Warren. Een persoonlijke maar geen arbitraire keuze. Deze zes dichters hebben over de Zeeuwse thema’s geschreven op een manier die ver boven NAP uitsteekt.
Ik begin met J.C. van Schagen (1891-1985). Opgegroeid in Vlissingen en Middelburg, verhuisde deze graficus, schrijver en dichter later met zijn vrouw naar Rotterdam. Zijn
beroemdste bundel ‘Narrenwijsheid’ verscheen in 1925. Na de jaren vijftig produceerde hij veel poëzie, proza en prenten, veelal in eigen beheer. In 1966 ontving hij
de Marianne Philipsprijs als eerbetoon voor zijn werk.
De kracht van Van Schagen, zo valt te lezen op zijn Wiki‐pagina, was het kunnen zien van kunst en het leven zelf als spel. Alles moest ‘toevallen’. Alle
berekende, voorspelbare uitkomsten waren volgens zijn visie bij voorbaat nutteloos, zinloos en waardeloos. Zowel in zijn woorden als in zijn beelden is dit nooit eindigende spel
terug te vinden. ‘Niets is wat niet goddelijk is. Daarom wil ik niets uitzonderen ... daarom geef ik geen namen, ik ga maar en ben’.
Het gedicht Zee is grillig van toon en verraadt een speels perspectief:
Zee
Als ik loop langs het strand
moet ik altijd dicht bij de zee zijn
ik loop dan heel aan het randje
en zij streelt mijn voeten
` zij betast ze, of ze mijn blinde Moeder is
de zee was groot
ze was vol witte koppen vanmorgen
want het waaide hard
overal danste het schuim
de golven waren broos en trots
ze sprongen als valse wolven
en toonden hun witte tanden
maar ik was rustig en stond hoog in de wind
ik stond als een oude koning
als ik zie over zee ben ik sterk en machtig
en mijn tanden staan vast op elkaar
het arme schuim is bang en wit
en het ligt almaar te bibberen aan het strand
daar heeft de zee het gebracht
nu kan het niet verder en ligt te sterven
het wil altijd nog hoger het strand op
daar zou het gauwer sterven.
Van een heel ander kaliber is Jacques Hamelink (1939-2021). Deze in Driewegen bij Terneuzen geboren dichter en schrijver publiceerde in zijn laatste bundel ‘Solituden,
songs’ (2020), een gedicht over de Hedwigepolder. Dat stukje land in de oksel van de Westerschelde stroomt sinds oktober 2022 weer vol. Iets met het uitbaggeren van vaargeulen
en natuurcompensatie. Dat is tegen het zere been van de Zeeuwen die in de loop van de eeuwen een lappendeken van eilandjes aan elkaar hebben gepolderd tot een gewest. Dat gewest
inunderen, ook al gaat het maar om een paar voetbalvelden, is not done.
Teloorgang van de Hedwigepolder
Het nieuws dat de Hedwigepolder onder water gaat
kan nu beginnen te bezinken. Dat het ongeloof
waardige, het omgekeerde grondwerk waar wordt,
de eirappels en de ajuin van de Hedwigepolder
het veld moeten ruimen voor meer Scheldeschorre,
de Hedwigepolder met zijn dubbele populierenrijen
waartussen zijn langgerekte slingerdeslangende
smalle wagensporige polderlandwegen voeren naar
zijn mooi voor elkaar verre verspreide hofsteden
als deze die vandaag televisienieuws is, die
van de pachter Rottier die zijn Brussels heer
grondbezitter op visite heeft. Die declameert
‘Hoeveel aan ons vandaag voorafgaande generaties
van ons bloed bezaten de gronden hier, beheerden,
bewaarden, bewerkten, vervolmaakten die!’ God ja
hoeveel ook alweer. Met de pet in de hand staat
de landbouwer Rottier de grootgrondeigenaar
vrijmoedig zorgvuldig terzijde. ‘Vijf, meneer’.
En waren het er meer, kokmeeuwen in het water
dat over Hedwige’s polder te staan komt
zien zich vliegen straks hier, de bot komt zich
onderwoelen in de hectaren slik van de Hedwige.
Het water dat nu de Hedwigepolder in stroomt, komt zoals gezegd uit de Westerschelde, een van de vier zeearmen die Zeeland tot Zeeland maken, en de enige zeearm zonder
stormvloedkering vanwege de haven van Antwerpen. Wie over de Vlissingse boulevard loopt, ziet de containerreuzen vlak langs zich heen varen. Aan de overkant, in Terneuzen, is het
ook een mooi schouwspel. De Terneuzenaar André van der Veeke is vaak aan het water te vinden. Geen Zeeuwse dichter is bij mijn weten zo sterk met de Westerschelde verbonden
als Van der Veeke. Op de boulevard zijn enkele regels van hem vereeuwigd. Het volgende gedicht vertelt iets over zijn band met de getijdenrivier, een band die niet alleen maritiem
en nautisch, maar ook persoonlijk van aard is:
Het wilde wachten
Oog in oog met de schrijvende horizon
(nooit dezelfde regel)
Oog in oog met een maritieme eeuwigheid
(de monotonie van golven en loodsen)
Oog in oog met komende en gaande schepen
(en met het schip dat nooit komt)
Staat hier altijd het wachten voorop:
het wilde wachten buiten de uren om.
Nog een dichter die ik uit de Zeeuwse canon wil lichten, is Johanna Kruit. De poëzie van deze in Zoutelande geboren dochter van een boekhandelaar is krachtig en ritmisch
van toon. Veel van Kruits gedichten, zoals Brief aan de zee, Na Schooltijd en Woonplaats gaan over de zee of spelen zich af aan de kust. Walcheren bij
avond, mijn favoriet, gaat niet alleen over de zee, maar ook over het licht. Een kalm, impressionistisch gedicht dat met een wijds armgebaar eindigt.
Walcheren bij avond
De dag gaat dicht als een deur. Jij schudt
een sprookje uit je mouw. We lopen
langs het duinpad naar de sterren en open
gaat de nacht. De lage lichten van de kust
beloven meer dan je kunt zien. Een visser staat
met zijn lantaarn aan in zee. Het silhouet
van een geluidloos schip wordt neergezet
tegen de einder en verschuift. Met regelmaat
van enkele seconden zwaait een armvol licht
vanaf de vuurtoren over ons heen. De wind
gaat liggen in een dal, de avond wint
het van de dag. En dan van ver komt er een dicht-
regel van Achterberg over het schaduwpad:
‘Aan het roer dien avond stond het hart’.
Wat zou een column over de Zeeuwse canon zijn zonder Hans Verhagen (1939-2020)? Deze zoon van een Vlissingse notaris, tevens bestuurslid van de Vrijzinnig Hervormde Kerk, kwam
na een eerste bekering tot de Nieuwe Zakelijkheid (‘Rozen & Motoren’, 1963, ‘Sterren, cirkels, bellen’, 1967) met het neoromantische ‘Duizenden
Zonsondergangen’ (De Bezige Bij, 1971) waarin de aan zee opgegroeide Zeeuw de tegenstellingen in zichzelf op een spirituele manier probeerde te overbruggen. Ook bij hem zijn
het water en de kust nooit veraf, al weet je nooit waartegen de dichter nu weer worstelt en of hij ooit boven zal komen. Verhagens poëzie kan als de zee woest tekeergaan of
ingetogen en devoot kabbelen in haar betekenislagen. Toen ik voor deze column zijn verzameld werk ‘Eeuwige vlam’ weer eens doornam, werd ik opnieuw getroffen door de
eigenzinnige kracht van zijn taal. Het volgende gedicht komt uit ‘Rozen & Motoren’ en kondigt, vooral in strofe vier, de omslag naar de lyriek van ‘Duizenden
Zonsondergangen’ al aan – een lyriek die hij nooit helemaal meer zou prijsgeven:
Een zout gedicht
1
Een Spanjaard zonder nootmuskaat
is niet te eten,
een Noorman zonder inundatie
ondrinkbaar.
2
Over mijn gescheurde mond jaagt de
Noordzee,
het wier woekert in mijn oorschelp,
ik prevel tevergeefs
mijn aangespoelde woorden, zwaar
van traan,
in het asbest van mijn adem komen
scheuren ‐
3
Aangenomen dat een dijkbreuk
niet de aangewezen weg is
om te wateren
eb ik langzaam af.
Een eenzame, bestofte vis
aait mijn natte lettergrepen
tot een zout gedicht zonder bomen.
4
Tussen voeten en hoed blijft hij
nu zijn eigen groei getrouw
en dat is goed. Maar daaronder
loopt het leven van hem weg.
Ik eindig deze column met twee gedichten van de nestor van de Zeeuwse letteren Hans Warren (1921-2001). De in Borssele geboren Warren is vooral bekend geworden door zijn
‘Geheime dagboeken’, maar hij schreef ook veel dichtbundels, die hem echter nooit de erkenning bezorgden waarop hij hoopte. De kritiek typeerde zijn poëzie als
‘charmant, maar niet overrompelend’. Dat weerhield beginneling Hans Verhagen er niet van om Warren te overstelpen met manuscripten. Het door mij gekozen gedicht van Hans
Warren Thuiskeer in Zeeland is inderdaad charmant en misschien meer dan dat: de provincie wordt romantisch en zinnelijk bezongen als een geliefde:
Thuiskeer in Zeeland
Hart van mijn land ik ben terug
in ‘t waaien van uw volle zomer,
lig lui en languit op mijn rug,
weer thuis en nog dezelfde dromer.
Ver als de blik gaat, ver als wolken
ruisen de popels ijl en licht;
als water koeren duiven onder
het bloesemdek van uw gezicht.
Ik ben terug, ik lig te rusten
in ‘t bruidsbed van uw welig kruid
en luister: nooit was ik bewuster
van onze eenheid van geluid.
‘t Vernis van licht om alle halmen,
het boomscherm dat de einder sluit,
de klokken, wier verwaaiend galmen
tegen de zilte hemel stuit ‐
klank, geur en kleur, zinlijk herkennen:
de karper op de waterplas,
het hooi, zingende Zeeuwse stemmen,
de zoete bonen, ’t prille vlas ‐
Ik lig, ik ben terug, ik droom
uw dromen in een blijde schemer;
ik werd weer kind, ik werd een boom,
een plant, een lied, een stukje hemel.
Warren kon niet alleen dichten, hij vertaalde ook poëzie – en hoe. De essayist Vincent Hunink schrijft in ‘Ons Erfdeel’ (2003): ‘Waar Warren als dichter
op zijn best is, laten de gedichten zich zonder verdere toelichtingen of context lezen. […] Warrens hoogste prestatie […] is misschien […] de vertaling van de Griekse dichter
Kaváfis (1863-1933), die hij samen met Mario Molegraaf maakte. [Hier] bereikt Warren een concentratie en kracht die in zijn eigen werk maar zelden gehaald wordt’.
Morgenzee
Laat ik hier gaan staan. En laat ook ik even
de natuur aanschouwen. Het vonkende azuur
van morgenzee en wolkeloze hemel, een gele kust:
alles overgoten door een groot, mooi licht.
Laat ik hier gaan staan. En me wijsmaken dat ik dit zie.
Ik zag het werkelijk het eerste moment toen ik bleef staan
en niet ook hier mijn fantasieën,
mijn herinneringen, de droombeelden van de wellust.
en niet ook hier mijn fantasieën,
mijn herinneringen, de droombeelden van de wellust.
‘Naar volledigheid strevende’ canon van Zeeuwse dichters
Aschwin van den Abeele, Wil Abeleven-Labberton, Theo van Ameide, Antje Ball, Ira Bart, Martien Beversluis, Marie Boddaert, Joan Bohl, Stefan van den Bossche, P.C. Boutens,
Tijs van Bragt, Leo van Breen, Stefaan van den Bremt, Will van Broekhoven, Jorien Brugmans, Joop Buma, Sandra Burgers, Emma Burns, Anna de Bruyckere, Jan Campert, Emma Crebolder, Carline
Dekker, Aukje Tjitske Dieleman, F. van Dixhoorn, Marcel van den Driest, Jan H.Eekhout, Jan G. Elburg, Rini Fenijn, Rinus Ferdinandusse, Dinie Sophie Fintelman, Marko Fondse, Kees
Francke, Laurens Geerse, Willem de Geus, Jan Gin, Jan M. Goerée, Ingeborg Haalboom, Jacques Hamelink, F.W. Heerikhuizen, Kees Hermis, Rob van Hese, Willem Hessels, Melis van den
Hoek, Wim Hofman, George ter Horst, Roel Houwink, Michiel Huisman, Meindert Inderwisch, Wim Jansen, Kees Jiskoot, Neeltje Zoetje Jobse, Martien J.G. de Jong, Rogier de Jong, Herman
Kakebeeke, Jan Peter Kakebeeke, Angenita C. Klooster, Peter Knipmeijer, Marcel Koopman, Juul Kortekaas, Anton van Kraaij, Johanna Kruit, Jan B. Kuipers, Eric van Laere, Henriette
Labberton-Drabbe, Ed Leeflang, Karel Leeftink, Elma Lindenbergh-van Wuijckhuijse, Henri Looymans, Pieter Louwerse, Anne-Marie Maartens, Johan Meesters, Frans Mink, Ingo de Moor,
Yvon Né, Bert Nuver, Geert van Oorschot, Michael van Oostende, Andreas Oosthoek, Frank van Pamelen, Dieuwke Parlevliet, Ester Naomi Perquin, Albert Plaschaert, D.A. Poldermans,
Theo Raats, Leo Ross, J.C. van Schagen, Carel Scharten, Anneke Schenk, Annie M.G. Schmidt, Thom Schrijer, Jan van Sesters, Peter Simpelaar, Jos Steegstra, Guus Valleide, André van
der Veeke, Hans Verhagen, Raymond van de Ven, A. Viruly, Lou Vleugelhof, Willem van Vliet, Jan Versluys, Jacob Vreeken, Rien Vroegindeweij, Yvonne Wagenaer, Hans Warren, Karel
Wasch, Aleid Wensink, Chawwa Wijnberg, Helma Wolf-Catz en Jan Zwemer.
Verantwoording:
- J.C. van Schagen: ‘Narrenwijsheid’ (1925) – Uitgeverij Querido (zesde druk, 1971)
- Jacques Hamelink: ‘Solituden, songs’ (2020) – Uitgeverij Querido
- André van der Veeke: ‘Het schuimspoor van het onbereikbare’ (2021) – Uitgeverij Liverse
- Johanna Kruit: ‘Voorheen te Orisande’ (1986) – Uitgeverij Thomas Rap
- Hans Warren: ‘Verzamelde Gedichten’ (2002) – Uitgeverij Bert Bakker
- Hans Warren en Mario Molegraaf (vertaling): K.P. Kaváfis: ‘Gedichten’ (2002) – Uitgeverij Bert Bakker
- Foto: © AbsoluteFacts.com
(10 november 2022)
Ook verschenen in Meander Magazine.
|