Het rondeel als bezwering
Rondeel
Vergeet de dromen niet, die ons omringen
elk met zijn eigen vreemd gezag
over de mensen en de dingen.
Geen, die een droom ooit overzag.
Wij laten door een droom ons dwingen
de weg te gaan, die zijwaarts lag;
vergeet de dromen niet, die ons omringen
slapend en wakend, nacht en dag.
Soms staat een van ons op tot zingen
en voert zijn sterkste droom als vlag;
zijn boot gaat later overstag
en raakt verward in ’s waters wentelingen:
vergeet de dromen niet, die ons omringen
Uit Herfst hoos en hagel (1946)
Uitgeverij De Bezige Bij
Herfst, hoos en hagel is een verzamelbundel uit 1946 van de Groninger dichter Koos Schuur (1915‐1995). Een voorlopig oeuvre, want in 1963 en 1990 verschenen
nóg twee selecties.
Schuur wordt beschouwd als een van de wegbereiders van de Vijftigers. Hij maakte in zijn loopbaan als auteur een grillige ontwikkeling door die hem – als journalist en
redacteur – zelfs via Australië voerde. Vanuit dat continent correspondeerde hij met Jan Elburg en Salvador Hertog, die een selectie van zijn vrijmoedige brieven uitgaven
onder de titel En de kookaburra lacht…
Dat hij ondanks al die stroomversnellingen een Groninger in hart en nieren zou blijven, blijkt uit de aard van zijn poëzie waaraan de invloed van Toovertuin-dichter
Hendrik de Vries niet vreemd is. Zo zou Schuur zich in zijn werk hebben laten inspireren door een ‘noordse’ droomwereld waarin mythen, sagen en sprookjes een rol
speelden (aldus Ad den Besten in Stroomgebied. Een inleiding tot de poëzie van de naoorlogse dichtersgeneratie, 1954). Waarbij aangetekend mag worden dat Schuur zich
misschien aanvankelijk tot speelse poëzie bekeerde, maar dat existentiële elementen later weg degelijk hun weg vonden in zijn gedichten.
Twee van zijn sterkste gedichten – en dat is natuurlijk persoonlijk – zijn bovengenoemd ‘Rondeel’ en het ‘Zonenlied’. Onvergetelijk zijn de
regels uit dat laatste gedicht:
Mijn vader riep mij
om een raad om een reden een wereldse weg
maar ik moest natuurlijk weer elders en elders
met ogen en oren een hart in de hand
een ridder een ruiter een wereldverschrikker
die zelf zei hij bouwde aan reden en raad.
Zie hier de worsteling van een dichter die ‘normaal’ wil zijn, maar daarin wordt ‘gehinderd’ door zijn kunstzinnige aard. In ‘Rondeel’ staat de
afkeer van diezelfde dromer voor de ‘normale’ wereld voorop. De januskop van de dichter van twee kanten belicht.
Omdat in ‘Rondeel’ de worsteling tussen droom en realiteit belicht wordt vanuit het perspectief van de dromer, heb ik dit gedicht gekozen om als Klassieker te
bespreken.
Rondeel
Voor A. Marja
Vergeet de dromen niet, die ons omringen
elk met zijn eigen vreemd gezag
over de mensen en de dingen.
Geen, die een droom ooit overzag.
‘Rondeel’ gaat inhoudelijk over de waarde van dromen voor de menselijke conditie. Er is meer tussen hemel en aarde dan stoffelijk existeren – dan opstaan, werken,
eten, voortplanten en slapen. En die dromen hebben elk hun bestaansrecht, hun autoriteit – ze zijn blijkbaar sterker dan ons mensen. Niettemin vergeten mensen de dromen die
hen vergezellen. Tot verdriet van de dichter. Geen wonder, lijkt Schuur met enige overdrijving te verzuchten, dat geen mens de ware betekenis van zo’n droom ooit bevroedde.
Wij laten door een droom ons dwingen
de weg te gaan, die zijwaarts lag;
vergeet de dromen niet, die ons omringen
slapend en wakend, nacht en dag.
Wie behept is met de karakterstructuur van de kunstenaar, om het maar eens deftig te zeggen, zal in de loop van zijn leven ontdekken dat toegeven aan de neiging om te dromen tot
levensgeluk leidt, tot zelfvervulling en zingeving. Ook al gaat men door een droom na te jagen soms een totaal andere weg op. Gehoor geven aan je droom is daarbij geen vrijblijvende
kwestie. Het wordt een roeping; in de woorden van Schuur zelfs een dwang. Vandaar de oproep: ‘vergeet de dromen niet die er zijn; of we nu waken of slapen’.
Soms staat een van ons op tot zingen
en voert zijn sterkste droom als vlag;
zijn boot gaat later overstag
en raakt verward in ’s waters wentelingen:
vergeet de dromen niet, die ons omringen.
Toch is voor sommigen de drang om toe te geven aan de droomwereld c.q. het kunstenaarschap niet vanzelfsprekend. Ze lijken eraan ten onder te gaan. Misschien wel door een gebrek aan
talent of doorzettingsvermogen, of omdat de buitenwereld de kunstenaar als een exotische paradijsvogel ziet. De behoefte ‘normaal’ te zijn kan zó sterk zijn dat de
droomboot – in de woorden van Schuur – vroeg of laat overstag gaat. ‘Kees wordt volwassen’, heet het dan. Annie M.G. Schmidt noemde het ‘Water bij de
wijn’ en Lennaert Nijgh dichtte: ‘Grote jongens praten niet met poezen’. Wie niet overstag wil gaan, moet alle zeilen bijzetten, moet zijn roeping benadrukken door
keer op keer het belang van de innerlijke droomwereld te benadrukken – nagenoeg als een mantra: Vergeet de dromen niet die ons omringen.
Het rondeel is dan misschien wel dé dichtvorm bij uitstek om het najagen van dromen te bezingen.
Een rondeel is immers een bezwerende versvorm die wordt gekarakteriseerd door herhaling. Er is wel een afwisseling mogelijk wat het rijmschema betreft, maar het rondeel telt
niet meer dan twee rijmklanken en het beginvers wordt in het midden herhaald én in de laatste regel: Abab abAb abbaA.
Wilde Schuur met deze versvorm zichzelf overtuigen van de waarde van het najagen van dromen, of was het een hart onder de riem van zijn gewaardeerde kunstbroeder A. Marja? Op
Wikipedia lees ik dat Marja’s biografie wordt gekenmerkt door ongeluk: hij kon van zijn scheppend werk niet leven, had moeite met het behouden van een vaste baan, hertrouwde
tweemaal en had al vroeg hartklachten en diabetes. Dromen kunnen een manier zijn om de wanhoop niet toe te laten en te blijven geloven in de eigen kracht.
(22 maart 2023)
Ook verschenen in Meander Magazine.